Berberaap

 

Berberaap (Macaca sylvanus), Magot of Turkse aap
Engels : Barbary ape
Duits : Berba affe; Magot


Indeling

Klasse: zoogdieren    Mammalia
Orde: apen en halfapen Primates
Familie: meerkatachtigen Cercopithecidae
Geslacht: makaak Macaca
Verwantschap: de makaak behoort tot de superfamilie der hondaapachtigen (Cercopithecoidae). De andere superfamilie is die van de mensaapachtigen.
Afstamming: de oudste primaat Purgatorius, leefde 70.000.000 jaar geleden. Hij was zo groot als een rat, woonde in bomen en at alleen plantaardig voedsel. Daarna kwamen de primaten van het Paleoceen en het Eoceen. Hun afstammelingen van ± 36.000.000 jaar geleden, waaronder de Catarrhina, waren al moderne primaten met een beter ontwikkelde schedel. Sporen van de Catarrhina en de smalneusapen zijn in Afrika (Egypte) gevonden. Tot deze fossielen horen de mogelijke voorouders van alle hogere primaten van de Oude Wereld. Hun opvolgers van het Mioceen van de familie Cercopithecidae (meerkatachtigen) begonnen nieuwe biotopen te betrekken. Aangezien het Euraziatische en Afrikaanse continent in die tijd aan elkaar vastzaten, kon de makaak naar Europa en Azië komen.


Uiterlijk

Kop-romplengte: 56 - 70 cm
Staartlengte: n.v.t.
Schouderhoogte: ± 50 cm
Gewicht: 7 - 12 kg
Omschrijving uiterlijk: er zijn 18 soorten makaken die onderling erg veel verschillen. Het zijn flinke dieren met krachtige ledematen. Berberapen hebben geen zichtbare staart, onder de apen vormen zij daarmee een uitzondering (samen met de gibbon en de mensapen). De staart is een rudimentair aanhangsel, behaard maar verdwenen in de vacht. Het vrijwel ontbreken van de staart heeft wellicht te maken met het klimaat waarin de apen leven. Het kan koud zijn en een staart is lastig warm te houden! De voor- en achterpoten zijn even lang en de dieren lopen op de volle zolen van handen en voeten. De snuit is kort, de oorschelpen zijn klein. De vacht is dik en ruw, bruinachtig rood tot  zwart met geel, aan de rugzijde donkerder dan aan de buikzijde. De neusopeningen, met een smal tussenschot, zijn naar beneden gericht. 
Speciale aanpassingen: de wangzakken kunnen snel met voedsel volgestopt worden. Het voedsel wordt dan later rustig opgegeten. Berberapen zijn uitstekend aangepast aan het leven in bomen. Als één van de weinige apensoorten krijgen berberapen in de winter een warme ondervacht, waardoor ze goed bestand zijn tegen de kou. Ieder voorjaar verharen ze.


Voortplanting

Paartijd: winterperiode
Paargedrag: alleen hooggeplaatste mannetjes mogen paren met vruchtbare wijfjes. Andere mannetjes mogen wel met niet-vruchtbare vrouwtjes paren. Het paren op zichzelf is niet seizoensgebonden.
Plaats/bouw van nest: berberapen maken geen nest.
Draagtijd: vijf - zeven maanden
Worpgrootte: één jong
Aantal worpen: één per jaar

Jongen

  • Geboortegewicht : gemiddeld 500 gram
  • Geboortelengte : 12 - 15 cm
  • Ogen open/dicht : de ogen zijn bij geboorte open.
  • Oren open/dicht : de oren zijn bij geboorte open.
  • Beharing : het jong is vrijwel onbehaard.
  • Uiterlijk : de jongen hebben een donkere vacht, die pas na een paar maanden de definitieve kleur krijgt. Ze hebben opvallende, grote oren.
  • Zoogtijd : één jaar
  • Zelfstandig : na ± 3,5 jaar
  • Geslachtsrijp : met vier - zeven jaar zijn de jonge apen geslachtsrijp.
  • Overig : het jong klampt zich de eerste tijd na de geboorte goed vast aan de buik van de moeder. Zodra het sterk genoeg is, verhuist het naar moeders rug. Al vanaf de eerste week wordt het jong ook wel eens meegegeven aan een jong vrouwtje, zodat zij kan leren omgaan met jongen. Ook een mannetje kan af en toe een jong pakken. Hij gaat dan met het jong dicht bij de leider zitten. Hierdoor kan het dier een hogere plaats in de rangorde verkrijgen. Jonge dieren onderzoeken en spelen veel. Ze blijven in ieder geval 3,5 jaar in de groep.


Leefwijze

Sociale structuur: berberapen leven in groepen van 10 tot 100 dieren, met een duidelijke sociale structuur. Zowel bij de vrouwtjes als bij de mannetjes is er sprake van een duidelijke rangorde. De vrouwtjes zijn de baas, maar er wordt een mannelijke leider ‘aangesteld’ om voor de veiligheid te zorgen. Een hoge plaats heeft allerlei voordelen: goed voedsel, een goede slaapboom en bescherming. Een jong van een hooggeplaatst vrouwtje erft de plaats van de moeder. Wanneer een groep te groot wordt, deelt deze zich op. Moeders, dochters en kleindochters blijven hun hele leven in de groep. Mannetjes verlaten de groep, als ze ongeveer 3,5 jaar oud zijn. Zij sluiten zich dan bij naburige groepen aan. Daar moeten ze een nieuwe positie veroveren. In de groep zijn altijd een paar apen die dienen als ‘wachtpost’. Zij houden de omgeving goed in de gaten en slaan bij gevaar alarm d.m.v. schorre kreten.
Voedsel: berberapen eten alles wat maar eetbaar is: grasachtige planten, kruiden, granen, vruchten, bladeren, kegels van coniferen, insekten, schorpioenen, spinnen en andere kleine dieren.
Gebit: de gebitsformule is als volgt: I: 2/2; C: 1/1; PM: 2/2; M: 3/3 = 32
Activiteit: berberapen zijn overdag actief. Als het te heet is, trekken ze zich terug op een beschutte plaats. 's Nachts schuilen ze in spleten tussen rotsen, vaak zeer ontoegankelijke plaatsen. 
Overwintering: berberapen gaan niet in winterslaap of –rust, maar ze hebben wel een dikke wintervacht.
Communicatie: communicatie geschiedt voornamelijk d.m.v. (schorre) kreten, lichaamstaal en vlooien. Kreten zijn vooral te horen in geval van gevaar en als een ondergeschikte ‘op zijn plaats gezet wordt’ door een aap hoger in rang. Na zo'n confrontatie erkent de verliezer onmiddellijk zijn nederlaag. De betekenis van lichaamstaal hangt af van leeftijd, grootte en positie van het individu binnen de groep. Deze manier van communiceren wordt gebruikt om genegenheid, onderworpenheid, dreiging (haren opzetten, tanden laten zien, gapen) en angst te tonen. Denk verder aan wenkbrauwen optrekken, spitsen of platleggen van de oren, mimiek en toekeren van de rug. De voornaamste functie van vlooien is het wegnemen van spanningen en conflicten. Vooral de vrouwtjes vlooien veel. Met de vingertoppen worden de haren uit elkaar getrokken, zodat het stof eruit valt en de vacht luchtig wordt. Op deze manier worden parasieten en dode huidcellen verwijderd.
Zintuigen: gehoor en gezichtsvermogen zijn goed ontwikkeld.

 

Verspreiding

Habitat: berberapen komen voor in rotsachtige streken, heuvels, naald- en loofbossen, tot 2000 m hoogte.
Woongebied: Noord-Afrika (Marokko en Noord-Algerije) en de rots van Gibraltar. De berberaap is uniek, omdat hij de enige in Europa voorkomende aap is.
Natuurlijke vijanden: roofvogels


Overig

Maximale leeftijd: 25 jaar
Bedreiging: de soort wordt met name door toedoen van de mens bedreigd.
Bescherming: de berberaap staat in de IUCN Rode Lijst van Threatened Animals genoteerd in Lijst 1 onder Vulnerable.
Bijzonderheden: de rots van Gibraltar is Engels grondgebied, er bestaat een mythe die zegt dat de rots Engels grondgebied zal blijven, zolang de apen er zijn. Het is niet zeker, of deze Berberapen inheems zijn geweest op de rots of zijn ingevoerd door de mens. De kolonie op de rots is vele malen door de Britten vanuit Afrika aangevuld.